Conjugatie van het werkwoord winter in het Engels in alle tijden

Hier zijn de vervoegingstabellen voor het werkwoord winter in het Engels.

Conjugatie van het werkwoord winter in de tegenwoordige tijd

Present Tense

  • I winter
  • you winter
  • he|she|it winters
  • we winter
  • you winter
  • they winter

Present Continuous

  • I am wintering
  • you are wintering
  • he|she|it is wintering
  • we are wintering
  • you are wintering
  • they are wintering

Present Perfect

  • I have wintered
  • you have wintered
  • he|she|it has wintered
  • we have wintered
  • you have wintered
  • they have wintered

Present Perfect Continuous

  • I have been wintering
  • you have been wintering
  • he|she|it has been wintering
  • we have been wintering
  • you have been wintering
  • they have been wintering

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Present drukt in het Engels gewoonte, frequentie, algemene waarheid en toestand uit. De Present Continuous drukt vooral het idee uit van een actie of activiteit die nog aan de gang is. De Present Perfect drukt begrippen uit die altijd betrekking hebben op het heden of het gevolg van een gebeurtenis. Tenslotte associeert de Present Perfect Continuous met het idee van activiteit dat van duur.

Conjugatie van het werkwoord winter in de verleden tijd

Simple past

  • I wintered
  • you wintered
  • he|she|it wintered
  • we wintered
  • you wintered
  • they wintered

Past continuous

  • I was wintering
  • you were wintering
  • he|she|it was wintering
  • we were wintering
  • you were wintering
  • they were wintering

Past perfect

  • I had wintered
  • you had wintered
  • he|she|it had wintered
  • we had wintered
  • you had wintered
  • they had wintered

Past perfect continuous

  • I had been wintering
  • you had been wintering
  • he|she|it had been wintering
  • we had been wintering
  • you had been wintering
  • they had been wintering

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Simple Past drukt voltooide handelingen uit die geen verband houden met het heden, gedateerde handelingen of gewoonten uit het verleden. Het wordt heel vaak gebruikt in het Engels. De Past Continuous (Simple Past + ING) daarentegen wordt gebruikt om te spreken over lopende acties in het verleden of een actie in het verleden die aan de gang is wanneer een andere actie plaatsvindt. De Past Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat de actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Ten slotte wordt de Past Perfect Continuous gebruikt om te verwijzen naar een continue actie in het verleden die is voortgezet tot een andere actie in het verleden.

Conjugatie van het werkwoord winter in de toekomstige tijd

Future

  • I will winter
  • you will winter
  • he|she|it will winter
  • we will winter
  • you will winter
  • they will winter

Future continuous

  • I will be wintering
  • you will be wintering
  • he|she|it will be wintering
  • we will be wintering
  • you will be wintering
  • they will be wintering

Future perfect

  • I will have wintered
  • you will have wintered
  • he|she|it will have wintered
  • we will have wintered
  • you will have wintered
  • they will have wintered

Future perfect continuous

  • I will have been wintering
  • you will have been wintering
  • he|she|it will have been wintering
  • we will have been wintering
  • you will have been wintering
  • they will have been wintering

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Toekomst wordt gebruikt om te praten over feitelijke handelingen in de toekomst. De Toekomst Continue wordt gebruikt om te praten over dingen die in de toekomst zullen gebeuren. De Future Perfect is een vervoegingstijd die niet vaak wordt gebruikt in het Engels, deze vervoegingstijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige feitelijke handeling voorafgaand aan een andere. De Future Perfect Continuous ten slotte wordt zeer zelden gebruikt, deze tijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige actie die aan de gang is en voorafgaat aan een andere.

De verschillende vormen van het deelwoord in het Engels, voor het werkwoord to winter

Present participle

  • wintering

Past participle

  • wintered

Perfect Participle

  • having wintered

De gebiedende wijs in het Engels, voor het werkwoord to winter

Imperative

  • winter
  • let's winter
  • winter

Vervoeg een ander werkwoord in het Engels

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken in het Engels: differ gormandize swelter tempt welsh windsurf winnow winterfeed wise