Conjugatie van het werkwoord preach in het Engels in alle tijden

Hier zijn de vervoegingstabellen voor het werkwoord preach in het Engels.

Conjugatie van het werkwoord preach in de tegenwoordige tijd

Present Tense

  • I preach
  • you preach
  • he|she|it preaches
  • we preach
  • you preach
  • they preach

Present Continuous

  • I am preaching
  • you are preaching
  • he|she|it is preaching
  • we are preaching
  • you are preaching
  • they are preaching

Present Perfect

  • I have preached
  • you have preached
  • he|she|it has preached
  • we have preached
  • you have preached
  • they have preached

Present Perfect Continuous

  • I have been preaching
  • you have been preaching
  • he|she|it has been preaching
  • we have been preaching
  • you have been preaching
  • they have been preaching

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Present drukt in het Engels gewoonte, frequentie, algemene waarheid en toestand uit. De Present Continuous drukt vooral het idee uit van een actie of activiteit die nog aan de gang is. De Present Perfect drukt begrippen uit die altijd betrekking hebben op het heden of het gevolg van een gebeurtenis. Tenslotte associeert de Present Perfect Continuous met het idee van activiteit dat van duur.

Conjugatie van het werkwoord preach in de verleden tijd

Simple past

  • I preached
  • you preached
  • he|she|it preached
  • we preached
  • you preached
  • they preached

Past continuous

  • I was preaching
  • you were preaching
  • he|she|it was preaching
  • we were preaching
  • you were preaching
  • they were preaching

Past perfect

  • I had preached
  • you had preached
  • he|she|it had preached
  • we had preached
  • you had preached
  • they had preached

Past perfect continuous

  • I had been preaching
  • you had been preaching
  • he|she|it had been preaching
  • we had been preaching
  • you had been preaching
  • they had been preaching

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Simple Past drukt voltooide handelingen uit die geen verband houden met het heden, gedateerde handelingen of gewoonten uit het verleden. Het wordt heel vaak gebruikt in het Engels. De Past Continuous (Simple Past + ING) daarentegen wordt gebruikt om te spreken over lopende acties in het verleden of een actie in het verleden die aan de gang is wanneer een andere actie plaatsvindt. De Past Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat de actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Ten slotte wordt de Past Perfect Continuous gebruikt om te verwijzen naar een continue actie in het verleden die is voortgezet tot een andere actie in het verleden.

Conjugatie van het werkwoord preach in de toekomstige tijd

Future

  • I will preach
  • you will preach
  • he|she|it will preach
  • we will preach
  • you will preach
  • they will preach

Future continuous

  • I will be preaching
  • you will be preaching
  • he|she|it will be preaching
  • we will be preaching
  • you will be preaching
  • they will be preaching

Future perfect

  • I will have preached
  • you will have preached
  • he|she|it will have preached
  • we will have preached
  • you will have preached
  • they will have preached

Future perfect continuous

  • I will have been preaching
  • you will have been preaching
  • he|she|it will have been preaching
  • we will have been preaching
  • you will have been preaching
  • they will have been preaching

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Toekomst wordt gebruikt om te praten over feitelijke handelingen in de toekomst. De Toekomst Continue wordt gebruikt om te praten over dingen die in de toekomst zullen gebeuren. De Future Perfect is een vervoegingstijd die niet vaak wordt gebruikt in het Engels, deze vervoegingstijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige feitelijke handeling voorafgaand aan een andere. De Future Perfect Continuous ten slotte wordt zeer zelden gebruikt, deze tijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige actie die aan de gang is en voorafgaat aan een andere.

De verschillende vormen van het deelwoord in het Engels, voor het werkwoord to preach

Present participle

  • preaching

Past participle

  • preached

Perfect Participle

  • having preached

De gebiedende wijs in het Engels, voor het werkwoord to preach

Imperative

  • preach
  • let's preach
  • preach

Vervoeg een ander werkwoord in het Engels

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken in het Engels: belch misapprehend mountaineer polka pre-digest pre-wash preachify preclude purchase restock slither