Conjugatie van het werkwoord island in het Engels in alle tijden

Hier zijn de vervoegingstabellen voor het werkwoord island in het Engels.

Conjugatie van het werkwoord island in de tegenwoordige tijd

Present Tense

  • I island
  • you island
  • he|she|it islands
  • we island
  • you island
  • they island

Present Continuous

  • I am islanding
  • you are islanding
  • he|she|it is islanding
  • we are islanding
  • you are islanding
  • they are islanding

Present Perfect

  • I have islanded
  • you have islanded
  • he|she|it has islanded
  • we have islanded
  • you have islanded
  • they have islanded

Present Perfect Continuous

  • I have been islanding
  • you have been islanding
  • he|she|it has been islanding
  • we have been islanding
  • you have been islanding
  • they have been islanding

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Present drukt in het Engels gewoonte, frequentie, algemene waarheid en toestand uit. De Present Continuous drukt vooral het idee uit van een actie of activiteit die nog aan de gang is. De Present Perfect drukt begrippen uit die altijd betrekking hebben op het heden of het gevolg van een gebeurtenis. Tenslotte associeert de Present Perfect Continuous met het idee van activiteit dat van duur.

Conjugatie van het werkwoord island in de verleden tijd

Simple past

  • I islanded
  • you islanded
  • he|she|it islanded
  • we islanded
  • you islanded
  • they islanded

Past continuous

  • I was islanding
  • you were islanding
  • he|she|it was islanding
  • we were islanding
  • you were islanding
  • they were islanding

Past perfect

  • I had islanded
  • you had islanded
  • he|she|it had islanded
  • we had islanded
  • you had islanded
  • they had islanded

Past perfect continuous

  • I had been islanding
  • you had been islanding
  • he|she|it had been islanding
  • we had been islanding
  • you had been islanding
  • they had been islanding

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Simple Past drukt voltooide handelingen uit die geen verband houden met het heden, gedateerde handelingen of gewoonten uit het verleden. Het wordt heel vaak gebruikt in het Engels. De Past Continuous (Simple Past + ING) daarentegen wordt gebruikt om te spreken over lopende acties in het verleden of een actie in het verleden die aan de gang is wanneer een andere actie plaatsvindt. De Past Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat de actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Ten slotte wordt de Past Perfect Continuous gebruikt om te verwijzen naar een continue actie in het verleden die is voortgezet tot een andere actie in het verleden.

Conjugatie van het werkwoord island in de toekomstige tijd

Future

  • I will island
  • you will island
  • he|she|it will island
  • we will island
  • you will island
  • they will island

Future continuous

  • I will be islanding
  • you will be islanding
  • he|she|it will be islanding
  • we will be islanding
  • you will be islanding
  • they will be islanding

Future perfect

  • I will have islanded
  • you will have islanded
  • he|she|it will have islanded
  • we will have islanded
  • you will have islanded
  • they will have islanded

Future perfect continuous

  • I will have been islanding
  • you will have been islanding
  • he|she|it will have been islanding
  • we will have been islanding
  • you will have been islanding
  • they will have been islanding

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Toekomst wordt gebruikt om te praten over feitelijke handelingen in de toekomst. De Toekomst Continue wordt gebruikt om te praten over dingen die in de toekomst zullen gebeuren. De Future Perfect is een vervoegingstijd die niet vaak wordt gebruikt in het Engels, deze vervoegingstijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige feitelijke handeling voorafgaand aan een andere. De Future Perfect Continuous ten slotte wordt zeer zelden gebruikt, deze tijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige actie die aan de gang is en voorafgaat aan een andere.

De verschillende vormen van het deelwoord in het Engels, voor het werkwoord to island

Present participle

  • islanding

Past participle

  • islanded

Perfect Participle

  • having islanded

De gebiedende wijs in het Engels, voor het werkwoord to island

Imperative

  • island
  • let's island
  • island

Vervoeg een ander werkwoord in het Engels

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken in het Engels: foster garnishee intermarry iron islamize isochronize itemise latch murther please stunt