Conjugatie van het werkwoord holiday in het Engels in alle tijden

Hier zijn de vervoegingstabellen voor het werkwoord holiday in het Engels.

Conjugatie van het werkwoord holiday in de tegenwoordige tijd

Present Tense

  • I holiday
  • you holiday
  • he|she|it holidays
  • we holiday
  • you holiday
  • they holiday

Present Continuous

  • I am holidaying
  • you are holidaying
  • he|she|it is holidaying
  • we are holidaying
  • you are holidaying
  • they are holidaying

Present Perfect

  • I have holidayed
  • you have holidayed
  • he|she|it has holidayed
  • we have holidayed
  • you have holidayed
  • they have holidayed

Present Perfect Continuous

  • I have been holidaying
  • you have been holidaying
  • he|she|it has been holidaying
  • we have been holidaying
  • you have been holidaying
  • they have been holidaying

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Present drukt in het Engels gewoonte, frequentie, algemene waarheid en toestand uit. De Present Continuous drukt vooral het idee uit van een actie of activiteit die nog aan de gang is. De Present Perfect drukt begrippen uit die altijd betrekking hebben op het heden of het gevolg van een gebeurtenis. Tenslotte associeert de Present Perfect Continuous met het idee van activiteit dat van duur.

Conjugatie van het werkwoord holiday in de verleden tijd

Simple past

  • I holidayed
  • you holidayed
  • he|she|it holidayed
  • we holidayed
  • you holidayed
  • they holidayed

Past continuous

  • I was holidaying
  • you were holidaying
  • he|she|it was holidaying
  • we were holidaying
  • you were holidaying
  • they were holidaying

Past perfect

  • I had holidayed
  • you had holidayed
  • he|she|it had holidayed
  • we had holidayed
  • you had holidayed
  • they had holidayed

Past perfect continuous

  • I had been holidaying
  • you had been holidaying
  • he|she|it had been holidaying
  • we had been holidaying
  • you had been holidaying
  • they had been holidaying

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Simple Past drukt voltooide handelingen uit die geen verband houden met het heden, gedateerde handelingen of gewoonten uit het verleden. Het wordt heel vaak gebruikt in het Engels. De Past Continuous (Simple Past + ING) daarentegen wordt gebruikt om te spreken over lopende acties in het verleden of een actie in het verleden die aan de gang is wanneer een andere actie plaatsvindt. De Past Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat de actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Ten slotte wordt de Past Perfect Continuous gebruikt om te verwijzen naar een continue actie in het verleden die is voortgezet tot een andere actie in het verleden.

Conjugatie van het werkwoord holiday in de toekomstige tijd

Future

  • I will holiday
  • you will holiday
  • he|she|it will holiday
  • we will holiday
  • you will holiday
  • they will holiday

Future continuous

  • I will be holidaying
  • you will be holidaying
  • he|she|it will be holidaying
  • we will be holidaying
  • you will be holidaying
  • they will be holidaying

Future perfect

  • I will have holidayed
  • you will have holidayed
  • he|she|it will have holidayed
  • we will have holidayed
  • you will have holidayed
  • they will have holidayed

Future perfect continuous

  • I will have been holidaying
  • you will have been holidaying
  • he|she|it will have been holidaying
  • we will have been holidaying
  • you will have been holidaying
  • they will have been holidaying

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Toekomst wordt gebruikt om te praten over feitelijke handelingen in de toekomst. De Toekomst Continue wordt gebruikt om te praten over dingen die in de toekomst zullen gebeuren. De Future Perfect is een vervoegingstijd die niet vaak wordt gebruikt in het Engels, deze vervoegingstijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige feitelijke handeling voorafgaand aan een andere. De Future Perfect Continuous ten slotte wordt zeer zelden gebruikt, deze tijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige actie die aan de gang is en voorafgaat aan een andere.

De verschillende vormen van het deelwoord in het Engels, voor het werkwoord to holiday

Present participle

  • holidaying

Past participle

  • holidayed

Perfect Participle

  • having holidayed

De gebiedende wijs in het Engels, voor het werkwoord to holiday

Imperative

  • holiday
  • let's holiday
  • holiday

Vervoeg een ander werkwoord in het Engels

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken in het Engels: europeanise fail hear hoick hole holler homologate incise line outrage sleeve vend