Conjugatie van het werkwoord favour in het Engels in alle tijden

Hier zijn de vervoegingstabellen voor het werkwoord favour in het Engels.

Conjugatie van het werkwoord favour in de tegenwoordige tijd

Present Tense

  • I favour
  • you favour
  • he|she|it favours
  • we favour
  • you favour
  • they favour

Present Continuous

  • I am favouring
  • you are favouring
  • he|she|it is favouring
  • we are favouring
  • you are favouring
  • they are favouring

Present Perfect

  • I have favoured
  • you have favoured
  • he|she|it has favoured
  • we have favoured
  • you have favoured
  • they have favoured

Present Perfect Continuous

  • I have been favouring
  • you have been favouring
  • he|she|it has been favouring
  • we have been favouring
  • you have been favouring
  • they have been favouring

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Present drukt in het Engels gewoonte, frequentie, algemene waarheid en toestand uit. De Present Continuous drukt vooral het idee uit van een actie of activiteit die nog aan de gang is. De Present Perfect drukt begrippen uit die altijd betrekking hebben op het heden of het gevolg van een gebeurtenis. Tenslotte associeert de Present Perfect Continuous met het idee van activiteit dat van duur.

Conjugatie van het werkwoord favour in de verleden tijd

Simple past

  • I favoured
  • you favoured
  • he|she|it favoured
  • we favoured
  • you favoured
  • they favoured

Past continuous

  • I was favouring
  • you were favouring
  • he|she|it was favouring
  • we were favouring
  • you were favouring
  • they were favouring

Past perfect

  • I had favoured
  • you had favoured
  • he|she|it had favoured
  • we had favoured
  • you had favoured
  • they had favoured

Past perfect continuous

  • I had been favouring
  • you had been favouring
  • he|she|it had been favouring
  • we had been favouring
  • you had been favouring
  • they had been favouring

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Simple Past drukt voltooide handelingen uit die geen verband houden met het heden, gedateerde handelingen of gewoonten uit het verleden. Het wordt heel vaak gebruikt in het Engels. De Past Continuous (Simple Past + ING) daarentegen wordt gebruikt om te spreken over lopende acties in het verleden of een actie in het verleden die aan de gang is wanneer een andere actie plaatsvindt. De Past Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat de actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Ten slotte wordt de Past Perfect Continuous gebruikt om te verwijzen naar een continue actie in het verleden die is voortgezet tot een andere actie in het verleden.

Conjugatie van het werkwoord favour in de toekomstige tijd

Future

  • I will favour
  • you will favour
  • he|she|it will favour
  • we will favour
  • you will favour
  • they will favour

Future continuous

  • I will be favouring
  • you will be favouring
  • he|she|it will be favouring
  • we will be favouring
  • you will be favouring
  • they will be favouring

Future perfect

  • I will have favoured
  • you will have favoured
  • he|she|it will have favoured
  • we will have favoured
  • you will have favoured
  • they will have favoured

Future perfect continuous

  • I will have been favouring
  • you will have been favouring
  • he|she|it will have been favouring
  • we will have been favouring
  • you will have been favouring
  • they will have been favouring

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Toekomst wordt gebruikt om te praten over feitelijke handelingen in de toekomst. De Toekomst Continue wordt gebruikt om te praten over dingen die in de toekomst zullen gebeuren. De Future Perfect is een vervoegingstijd die niet vaak wordt gebruikt in het Engels, deze vervoegingstijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige feitelijke handeling voorafgaand aan een andere. De Future Perfect Continuous ten slotte wordt zeer zelden gebruikt, deze tijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige actie die aan de gang is en voorafgaat aan een andere.

De verschillende vormen van het deelwoord in het Engels, voor het werkwoord to favour

Present participle

  • favouring

Past participle

  • favoured

Perfect Participle

  • having favoured

De gebiedende wijs in het Engels, voor het werkwoord to favour

Imperative

  • favour
  • let's favour
  • favour

Vervoeg een ander werkwoord in het Engels

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken in het Engels: depend die-cast exsiccate fatfinger favor fawn featherstitch foot heighten lacquer remainder supercede