Conjugatie van het werkwoord church in het Engels in alle tijden

Hier zijn de vervoegingstabellen voor het werkwoord church in het Engels.

Conjugatie van het werkwoord church in de tegenwoordige tijd

Present Tense

  • I church
  • you church
  • he|she|it churches
  • we church
  • you church
  • they church

Present Continuous

  • I am churching
  • you are churching
  • he|she|it is churching
  • we are churching
  • you are churching
  • they are churching

Present Perfect

  • I have churched
  • you have churched
  • he|she|it has churched
  • we have churched
  • you have churched
  • they have churched

Present Perfect Continuous

  • I have been churching
  • you have been churching
  • he|she|it has been churching
  • we have been churching
  • you have been churching
  • they have been churching

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Present drukt in het Engels gewoonte, frequentie, algemene waarheid en toestand uit. De Present Continuous drukt vooral het idee uit van een actie of activiteit die nog aan de gang is. De Present Perfect drukt begrippen uit die altijd betrekking hebben op het heden of het gevolg van een gebeurtenis. Tenslotte associeert de Present Perfect Continuous met het idee van activiteit dat van duur.

Conjugatie van het werkwoord church in de verleden tijd

Simple past

  • I churched
  • you churched
  • he|she|it churched
  • we churched
  • you churched
  • they churched

Past continuous

  • I was churching
  • you were churching
  • he|she|it was churching
  • we were churching
  • you were churching
  • they were churching

Past perfect

  • I had churched
  • you had churched
  • he|she|it had churched
  • we had churched
  • you had churched
  • they had churched

Past perfect continuous

  • I had been churching
  • you had been churching
  • he|she|it had been churching
  • we had been churching
  • you had been churching
  • they had been churching

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Simple Past drukt voltooide handelingen uit die geen verband houden met het heden, gedateerde handelingen of gewoonten uit het verleden. Het wordt heel vaak gebruikt in het Engels. De Past Continuous (Simple Past + ING) daarentegen wordt gebruikt om te spreken over lopende acties in het verleden of een actie in het verleden die aan de gang is wanneer een andere actie plaatsvindt. De Past Perfect wordt gebruikt om aan te geven dat de actie plaatsvond vóór een andere actie in het verleden. Ten slotte wordt de Past Perfect Continuous gebruikt om te verwijzen naar een continue actie in het verleden die is voortgezet tot een andere actie in het verleden.

Conjugatie van het werkwoord church in de toekomstige tijd

Future

  • I will church
  • you will church
  • he|she|it will church
  • we will church
  • you will church
  • they will church

Future continuous

  • I will be churching
  • you will be churching
  • he|she|it will be churching
  • we will be churching
  • you will be churching
  • they will be churching

Future perfect

  • I will have churched
  • you will have churched
  • he|she|it will have churched
  • we will have churched
  • you will have churched
  • they will have churched

Future perfect continuous

  • I will have been churching
  • you will have been churching
  • he|she|it will have been churching
  • we will have been churching
  • you will have been churching
  • they will have been churching

Hoe gebruik je deze vervoegingen in het Engels? De Toekomst wordt gebruikt om te praten over feitelijke handelingen in de toekomst. De Toekomst Continue wordt gebruikt om te praten over dingen die in de toekomst zullen gebeuren. De Future Perfect is een vervoegingstijd die niet vaak wordt gebruikt in het Engels, deze vervoegingstijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige feitelijke handeling voorafgaand aan een andere. De Future Perfect Continuous ten slotte wordt zeer zelden gebruikt, deze tijd wordt gebruikt om te spreken over een toekomstige actie die aan de gang is en voorafgaat aan een andere.

De verschillende vormen van het deelwoord in het Engels, voor het werkwoord to church

Present participle

  • churching

Past participle

  • churched

Perfect Participle

  • having churched

De gebiedende wijs in het Engels, voor het werkwoord to church

Imperative

  • church
  • let's church
  • church

Vervoeg een ander werkwoord in het Engels

Andere willekeurige werkwoorden om te ontdekken in het Engels: angle attest channelize chuckle chunter churn cipher complete defrock embalm loose promulgate